Virussen, bacteriën, fytoplasma’s, schimmels, mijten insecten en aaltjes – de druivenstok heeft heel wat vijanden. Gelukkig treffen we ze slechts zelden allemaal tegelijk op dezelfde plaats aan.
In tal van wijnbouwgebieden zijn de ziekten en schadelijke organismen sterker of minder sterk vertegenwoordigd. Onder de ongeveer veertig inmiddels bekende virussen komt de veroorzaker van de rijsziekte (onder ander het grapevine fanleaf-virus) het meeste voor.
Een infectie aan de wortel van de druif door een van de bekende virussen kan de opbrengst sterk verminderen. Deze virussen worden door aaltjes (nematoden) van de ene plant op de andere overgebracht. Men bestrijdt dit complex van virussen door uitsluitend gezonde planten te gebruiken, zoals men dat ook in boomkwekerijen doet, en door de wijngaard tussen het rooien en herplanten enige tijd braak te laten liggen. Met moet ervoor zorgen dat alle wortels verwijderd worden om de levensbodem voor de aaltjes weg te halen en ze uit te hongeren.
Omdat de behandeling van de grond met nematiciden (aaltjesdodende middelen) schadelijk is voor het milieu, is het gebruik hiervan in veel landen (bijvoorbeeld in Duitsland en Zwitserland) verboden en in andere landen (bijvoorbeeld Frankrijk) alleen onder controle toegestaan.

Bron: tuinen.nl
Druivenziekten
Twee belangrijke druivenziekten worden door fyto- of mycoplama’s (bacterieachtige micro-organismen) veroorzaakt: in de Verenigde Staten veroorzaakt de ziekte van Pierce veel schade; de goudgele verkleuring of flavescence dorée komt vooral in Zuid-Frankrijk veel voor.
Sommige schadelijke schimmels vallen de stam aan, wat ertoe kan leiden dat de plant afsterft, andere beschadigen de groene delen van de stok (bladeren, uitlopers en druiven). Tot de eerste groep behoren de ziekten esca en eutypiose. Om de verspreiding van deze schimmels in te tomen moeten wijnbouwers de druivenstokken zo snoeien dat er geen grote wonden ontstaan. Want hierlangs kunnen de schimmels binnendringen. En afgestorven wortelstokken moeten zonder meer verbrand worden, omdat ze anders nieuwe infectiehaarden vormen.
In de tweede groep spelen drie schimmels een belangrijke rol: de valse meeldauw (Peronospora), de echte meeldauw (Oidium) en de grauwe schimmel (Botrytis). De eerstgenoemde ziekte valt vooral de bladeren aan – en wel zo sterk dat de plant voortijdig zijn bladeren afwerpt. Daar heeft vooral de fotosynthese onder te lijden, wat weer de vruchtensuikerconcentratie in de druif beperkt en de samenstelling van de reservestoffen in de wortelstok verandert. Koper is nuttig voor de bestrijding van valse meeldauw. Veelgebruikte preparaten zijn koperoxidechloride en een koperoplossing die geneutraliseerd is met kalk.
Drie groepen
De organische substanties voor de schimmelbestrijding kunnen in drie groepen verdeeld worden:
- producten die door middel van contact alleen die delen beschermen waarop ze zich bevinden (contactfungiciden);
- producten die in behandelde organen doordringen en ook binnen in de plant een aanval af kunnen slaan (locosystematische middelen);
- producten die zich over bijna de hele druivenstokken verspreiden (niet-selectieve middelen).
De echte meeldauw (oidium) kan zowel het blad als de druiven aantasten, oogstverliezen veroorzaken en de kwaliteit verminderen. Niet alle druivensoorten zijn even gevoelig voor deze schimmel. Sommige zoals de carignan, zijn er zeer gevoelig voor, andere, de syrah of de pinot noir, veel minder. Als ze eenmaal aangetast zijn, is het moeilijk om de schimmel te bestrijden. Het is dus belangrijk om voorzorgsmaatregelen te nemen. De oplossing voor het bestrijden van oidium is het gebruiken van zwavelhoudende preparaten. Er zijn echter ook producten op organische basis, die maar een of twee keer per jaar gebruikt mogen worden – om te voorkomen dat er resistente schimmelculturen ontstaan.
De derde grote vijand van de druivenstok is botrytis, of grauwe schimmel, die zowel kwantitatief als kwalitief negatieve gevolgen voor de oogst kan hebben. De beste bestrijdingsmethoden is het nemen van voorzorgsmaatregelen die de vitaliteit van de druivenstok bevorderen en voor goede doorluchting van het loof zorgen. Dat vereist niet alleen een vermindering van de stikstoftoevoer via de bodem, maar ook een goed geventileerde, ruime kweekplaats en tijdige bladsnoei.
Schadelijke dieren

Onder de schadelijke dieren zijn vooral de twee soorten druivenbladrollers (Eupoecilia ambiguella en Lobesia botrana) van belang. Ze vormen per zomer twee tot drie generaties en beschadigen in hun achtereenvolgende larvenstadia de knoppen, de bloeispruiten en de rijpende druiven. De bestrijdingsmiddelen moeten afgestemd zijn op de groeistadia van de insecten (eitjes of larven) en op het juiste moment ingezet worden. Hoe minder schadelijk de producten voor het milieu, de gebruikers en nuttige dieren zijn, hoe preciezer de bestrijdingstermijn vastgesteld moet worden.
De behandelingsmethoden
Afhankelijk van of de ziekteverwekkers aan de bladeren (bijvoorbeeld meeldauw) of aan de druiven (druivenbladroller) schade veroorzaken, moeten deze delen specifiek behandeld worden. Een goede bevochtiging van bladeren en druiven is voor het slagen van de bestrijding essentieel. Het succes van de behandeling wordt bovendien mede bepaald door de ingezette middelen, tijdstip van toepassing, de juiste sproeikop en de druk waarmee gespoten wordt. Verkeerde keuze van sproeiknop en te hoge druk leiden tot onnodige belasting van het milieu (omdat er bijvoorbeeld meer bestrijdingsmiddelen naar de andere percelen overwaait).