Zoals we al eerder schreven hier op dit wijnblog is de ontwikkeling van de wijnbouw in Zuid-Amerika één van de fascinerendste hoofdstukken in de geschiedenis van de wijn. De vroege verspreiding van wijnranken en wijncultuur op het Zuid-Amerikaanse continent is te danken aan de Spanjaarden, hun grote ontdekkingen en kolonisaties. Al waren het dezelfde Spanjaarden die later weer probeerden de wijnbouw te verbieden. Dit verscheidene keren echter zonder enig succes, wat meer en meer liet zien dat de invloed van de Spanjaarden aan het afnemen was.
Zuid-Amerika’s moderne wijnindustrie
Met de ontwikkeling van de transport en de wereldwijde handel werden in de 19e eeuw de fundamenten voor de moderne wijnindustrie van Zuid-Amerika gelegd. Enkele geëngageerde pioniers begonnen Franse wijnstokken te importeren, de structuur van de wijngaarden te wijzigen en de wijnkelders te moderniseren.
In Chili groeide het aanbod van wijnstokken dankzij de oprichting van een wijnschool door de Fransman Claude Gay begin 19e eeuw. Toen de rechtstreekse scheepsverbinding tussen Valparaiso en Liverpool tot stand kwam, begon Bertrand Don Silvestre Ochagavía in 1851 klassieke bordeauxdruiven uit grote Franse wijngaarden te importeren. Dit bracht een hele reeks gentleman-boeren, die net als veel tijdgenoten een voorliefde hadden voor alles wat Frans was, ertoe hetzelfde te doen. De nieuwe wijnstokken leverden een onschatbare bijdrage aan de verbetering van de Chileense wijnen.
De stamvader van een nieuw tijdperk in de Argentijnse wijnindustrie was de in 1844 in Rosario de Santa Fe geboren Don Tiburcio Benegas, de latere gouverneur van Mendoza, die in 1861 na de allesverwoestende aardbeving naar Mendoza vertrok. Hij richtte een bank op en huwde in 1870 Lubina Blanco, wier vader in 1872 de brochure ‘Vinas y vino en Mendoza’ publiceerde. In 1883 kocht hij het wijngoed EI Trapiche en breidde de reeds aanwezige 250 ha uit door de aanplant van Franse wijnstokken, die hij aanvankelijk uit Chili en later rechtstreeks uit Europa importeerde.
Waren tot 1910 nog veel Argentijnse wijngaarden hoofdzakelijk met Franse druiven beplant, de wijnbouw in Argentinië kreeg een nieuwe impuls door Leopoldo Suarez, die zeshonderd rassen uit alle belangrijke wijnstreken van Europa importeerde.
Chili
Met de verbouw van druiven en botteling van de wijnen op de wijngoederen zelf floreerde ook de export, en de kwaliteit van de wijnen steeg eveneens. Zo wisten Chileense wijnboeren op de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1889 een grand-prix en zes gouden medailles voor hun wijnen te behalen.
Aangezien Chili in tegenstelling tot Noord-Amerika en vermoedelijk ook door zijn geografische ligging verschoond bleef van de druifluis en de gevolgen ervan, kon de structuur die door de kolonisten gedurende drie eeuwen door een consequente werkwijze was aangelegd, tot in de tweede helft van de 20e eeuw relatief intact worden gehouden. In 1965 had Chili 110.000 ha wijnstokken. Dit waren vooral kleine bezittingen van minder dan een hectare en 250 bezittingen van meer dan 40 ha, alsmede wijngaarden van meer dan 80 ha.
Helaas werd in de late jaren ’60 – als gevolg van een slinkende vraag en dus prijsdalingen – een groot deel van dit erfgoed van de voornaamste wijnlanden vernietigd. De binnenlandse vraag was aanzienlijk teruggelopen en zo koerste de industrie af op de ondergang: de helft van de wijnstokken van Chili moest worden gerooid. Maar sinds eind jaren ’70, begin jaren ’80 keerde het tij en rond het jaar 2000 begonnen de twee belangrijkste wijnproducenten van Zuid-Amerika, Argentinië en Chili, een nieuw zelfbewustzijn te kweken tegenover de mondiale wijnmarkt en bevestigende ze hun prestige.
Bron: WIJN, geschreven door Anthony Rose (Uitgeverij Ullmann, ISBN: 978-3-8331-4617-6)