
“In zoverre ik het heb kunnen beoordelen, is Australië vanwege bodem en klimaat niet erg geschikt om wijn te verbouwen, en deze mening lijkt door de vergeefse inspanningen van vele jaren bevestigd”
ALDUS DE ENGELSE WIJNHANDELAAR T.G. SHAW IN 1864 IN WINE, THE VINE AND THE CELLAR.
Zijn sombere inschatting was begrijpelijk, want vergeleken met de Europese omstandigheden leken de klimatologische voorwaarden en de bodemgesteldheden in Australië voor wijnbouw maar weinig geschikt. Later bleek echter dat met de eerste wijnstokken die in 1788 in de tuin van de Australische gouverneur in Sydney waren aangeplant (op het terrein van het huidige Hotel Intercontinental in Macquarie Street), de Australische wijnindustrie een aanvang had genomen.
Maar tot die tijd was het nog een lange weg te gaan, en aangezien er in Australië geen geschikte wijnstokken waren, moesten nog veel pioniers stokken meebrengen van hun reizen naar Frankrijk of Spanje. Zoals in de 19e eeuw de schapenfokker kapitein John MacArthur en zijn zonen, de ontdekker Gregory Blaxland en James Busby, een jonge immigrant uit Edinburgh, die tegenwoordig als ‘de vader van de Australische wijnbouw’ wordt geëerd. In West-Australië plantte de botanicus Thomas Waters in 1892 de eerste wijnstokken aan.
Toen rond 1850 de rush op de goudmijnen van Ballarat, Rutherglen en Bedigo heftiger werd, werden de wijngaarden in Victoria groter. Voor Zuid-Australië was de toestroom van lutherse immigranten uit Silezië midden jaren 1850 van grote betekenis. In 1870 meldde de schrijver Anthony Trollope, dat “in alle Australische koloniën, met uitzondering van Tasmanië, rijkelijk wijn wordt gemaakt”. “Rijkelijk” was in die tijd 8,7 miljoen liter – en Australische wijnen wonnen de eerste medailles. Op de Wiener Messe van 1873 werd een Hermitage uit Victoria door een internationale jury als beste wijn in zijn categorie gekozen, waarop de Fransen demonstratief uit de jury stapten.
In de tweede helft van de 19e eeuw had Victoria zich tot de toonaangevend wijnregio van Australië ontwikkeld en het werd daarom des te zwaarder getroffen toen in 1877 bij Geelong de eerste gevallen van druifluis werden ontdekt, die later aanzienlijke schade zou berokkenen. Zuid-Australië, dat net als New South Wales van de druifluis verschoond bleef, kon in de eerste helft van de 20e eeuw Victoria van de eerste plaats verdrijven. Hiervoor was echter niet alleen de druifluis verantwoordelijk. Politieke veranderingen en nieuw landgebruik in Zuid-Australië begunstigden wijnbouw en –handel en de consumenten begonnen de hier geproduceerde zoete, gechaptaliseerde wijnen te verkiezen boven de droge wijnen uit Victoria.
Met de door Silezische immigranten reeds tot wijnbouwcentrum uitgebouwde Barossa Valley als middelpunt produceerde Zuid-Australië omstreeks 1930 driekwart van de Australische wijn. De meeste druiven werden in de warme, geïrrigeerde Riverlands verbouwd en door Duitse families in Barossa verwerkt. Tussen 1927 en 1939, toen de Australische buitenlandse handel profiteerde van de Imperial Preference binnen het Britse gemenebest, exporteerde Australië grote hoeveelheden met alcohol versterkte (dessert)wijnen naar Groot-Brittannië, maar ook versneden waar naar Frankrijk.

‘Grootheidswaanzin en verzet’
Met de naoorlogse immigratiestroom steeg de vraag naar droge tafelwijnen. De opkomst van roestvrijstalen tanks en temperatuurcontrole in de wijnbereiding bood voor het eerst de mogelijkheid voldoende wijnen te produceren. Ongeveer in dezelfde tijd begonnen grote wijnbouwondernemingen bestaande aanplant op plaatsen als Riverina, Loxton, Berri en Renmark uit te breiden en regio’s als Padthaway en Drumborg opnieuw te beplanten. Gebieden die een reputatie voor mooie wijnen hadden verworven, groeiden gecontroleerd, zoals Coonawarra, Clare Valley, McLare Vale en Hunter Valley.
In 1951, na een reis naar Frankrijk, creëerde Max Schubert voor Penfolds (thans Southcorp Wines en de grootste van de vier dominerende Australische wijnbouwbedrijven) de op shiraz, de Franse syrah, gebaseerde Grange Hermitage. Wat tegenwoordig de beroemdste Australische topwijn is, werd bij zijn eerste verschijning genadeloos door critici afgekraakt, waarop Schubert van zijn meerderen de productie onmiddellijk moest staken. Vertrouwen in zijn en een neiging tot verzet deden Schubert het bevel negeren, waarvoor Penfolds en de gehele Australische wijnbouw hem veel dank verschuldigd zijn. Toen de jaargang 1955 in de open claretklasse van de Royal Sydney Show van 1962 werd gepresenteerd, ontving hij geheel terecht goud en won later in totaal 51 gouden medailles en twaalf trofeeën. Sindsdien is de pijnlijke situatie van weleer voor Penfold omgezet in prestige – en winst.
In de jaren ’60 ontstonden overal in Australië eating and drinking societies en wine clubs, waardoor de vraag naar rode wijn veel sneller steeg dan eraan voldaan kon worden. Als gevolg hiervan was er sprake van aanplant op ongeschikte grond, te hoge opbrengsten en ten slotte kwaliteitsvermindering. Waar het noodzakelijke kapitaal voor de expansie ontbrak, werden oude familie-wineries van grote, vaak multinationale ondernemingen opgekocht. Maar net zo plotseling als hij was begonnen, was de rodewijn-boom midden jaren ’70 voorbij en de gunst van de consumenten bleef verdeeld. De laatste jaren is de trend naar eersteklas rode wijnen van shiraz en cabernet sauvignon bevestigd.
De heren van de wijn
Of ze hem nu maken of verkopen, Australische wijn zou niet zijn wat hij nu is, als niet een reeks geëngageerde personen zich erover had ontfermd. De Engelse Len Evans vertrok in 1958 naar Sydney, waar hij niet alleen verkondigde dat wijn drinken plezierig is, maar het plezier zelf ook in de hand werkte. Reeds in de jaren ’60 had hij beweerd dat shiraz de druif is die het best past bij de bodem en het klimaat van Australië – en het succes gaf hem gelijk. Een even compromisloze pionier is James Halliday, die voor Cold-stream Hills in Yarra Valley een lucratieve advocatenpraktijk opgaf. Met artikelen in tijdschriften en met boeken laat hij wijnliefhebbers overal ter wereld delen in zijn enthousiasme.
Elke regio van Australië heeft zijn eigen innovatieve winemakers, die hoge normen hanteren en door kwaliteit en stijl van de door hen geproduceerde producten het aanzien van Australische wijn wereldwijd bevorderen. Samen met Len Evans streefden Max Lake en Murray Tyrrell er eind jaren ’60 naar om Hunter Valley op de wijnkaart te zetten. In de Rutherglen-regio in Victoria gaven Mick Morris en de Campbells de aromatische, stevige muscat- en tokaywijnen nieuwe perfectie, terwijl in West-Australië Jack Mann met Houghton’s White Burgundy een van de best verkochte witte wijnen van Australië creëerde.
Het zal geen toeval zijn dat vier van de voor de Zuid-Australische wijnindustrie belangrijkste mannen Duitse namen dragen. Max Schubert (Penfolds) toonde met zijn Grange Hermitage en Cyril Henschke met zijn Hill of Grace het buitengewone potentieel van de shiraz aan. Met een onberispelijke blending en perfecte vatrijping van rode wijnen domineerde Wolff Blass de Wine Shows midden jaren ’70 en won drie begeerde Jimmy Watson-trofeeën op rij: voor Wolf Blass Black Label 1974, 1975 en 1976. Toen de grote wijnbouwbedrijven in 1977 geen druiven meer van hun boeren kochten en wijnstokken moesten worden gerooid, steunde Peter Lehmann uit Barossa de in hun bestaan bedreigde boeren door zelf hun druiven te kopen en tot wijn te verwerken. Door dit resolute ingrijpen heeft hij de latere nieuwe bloei van Barossa Valley misschien wel mogelijk gemaakt.
Wijnstreken Australië
Bron: Winefolly.com – Australia Wine Regions: Not Just Shiraz
Bron: WIJN, geschreven door Anthony Rose (Uitgeverij Ullmann, ISBN: 978-3-8331-4617-6)