
Wijnbouw als systematische wijncultuur kwam met de Romeinen naar de Rijn en Moezel. Diocletianus had aanvankelijk Trier als tussenstation voor de handel met Romeinse wijnen in de richting van de Britse provincies uitgekozen, maar al snel werd duidelijk dat de productie ter plaatse winstgevender was dan het transport vanuit het zuiden ooit zou kunnen zijn.
Probus, een opvolger van Diocletianus, nam het initiatief voor de wijncultuur op de hellingen van de Moezel. Reeds in de 4e eeuw waren de hellingen van de Rijn en Moezel, de heuvels van de Palts, van de Bergstrabe, zelfs van Franken en Württemberg met wijnstokken bedekt. Omstreeks 800 ontfermde Karel de Grote zich over de wijnbouw. Hij stimuleerde de selectie van kwaliteitsvolle druivenrassen, liet de beste liggingen bepalen en vaardigde wetten uit voor de wijnboeren en handelaren. In het nieuwe millennium namen kloosters het voortouw in de wijnbouw. In de 12e eeuw richten de cisterciënzers uit het Bourgondische Cîteaux het klooster Eberbach in Rheingau op, dat tot het grootste en bekendste Europese wijnbouwbedrijf zou uitgroeien.
Al snel waren de wijnen uit het wijnland Duitsland in heel Europa zeer gewild. In de 16e eeuw werden 300.000 ha als teeltgebied genoteerd en het wijngebruik per hoofd van de bevolking bedroeg met zo’n 120 liter per jaar bijna het vijfvoudige van de tegenwoordige hoeveelheid.
Crisis en terugslag in het wijnland Duitsland
Op het succes volgde een crisis. Een drastische verslechtering van het klimaat in Midden-Europa en de oorlogen die het continent teisterden, verwoestten ook de basis van de wijnbouw in het wijnland Duitsland. Pas tegen het einde van de 17e eeuw zette een economische opbloei in.
Terwijl de Bourgondische monniken aanvankelijk ook de Franse pinot noir op Duitse wijnbergen hadden gecultiveerd, veroverde nu een andere, witte soort de hellingen van de Moezel en de Rijn: de riesling. Deze soort ontwikkelde zich door zorgvuldige selectie tot een topdruif.
In de tweede helft van de 19e eeuw kreeg de Duitse wijnbouw een zware terugslag te verwerken, doordat de druifluis vanuit Frankrijk oprukte. De plaag decimeerde de wijngaarden tot een derde. Twee wereldoorlogen en de economische crisis van de jaren tussen beide oorlogen verhinderen tot aan de jaren ’50 een echt nieuw begin.
Wijnstreken Duitsland in kaart gebracht

Tussen massa en klasse
In de jaren ’60 beleefde de wijnbouw van de toenmalige Bondsrepubliek zijn wellicht grootste expansie. Begin jaren ’90 bedroeg het wijngaardoppervlak weer meer dan 100.000 ha. De opbrengsten stegen in dezelfde periode van 50 tot meer dan 100 hl per hectare.
Dit werd onder meer mogelijk door de verbeterde productiemethoden in de wijngaard, door mechanisatie en systematische bestrijding van schadelijke invloeden, maar ook door de teelt van resistente en productieve druivenrassen. Aangezien het verbruik per hoofd van de bevolking tegelijkertijd niet meer bedroeg dan zo’n 25 liter per jaar, richtte de wijnconsumptie zich steeds meer op de export. Daarbij vertrouwde men vooral op massaproducten. Halfzoete of zoete Liebfrauenmilch van soms tamelijk twijfelachtige kwaliteit werd toen op de belangrijkste afzetmarkten in Engeland en Amerika tot een synoniem voor Duitse wijn in algemene zin.

Ook de oorspronkelijkheid uit 1971 stammende en in de jaren ’90 voorzichtig herziende wijnwetgeving droeg niet bij aan de vergroting van de buitenlandse reputatie van Duitse wijnen. Bij gebrek aan een classificatie van de wijngaarden en een wettelijke gelijkstelling van kleine toplocaties en grotere wijnbouwgebieden zonder kwaliteitspotentieel slaagt de consument er niet in een noodzakelijke onderscheid te maken in het reusachtige wijnaanbod. Topwijnboeren hebben daarom de invoering van een classificatie van de wijngaarden volgens het Franse model geëist. Dit idee is echter omstreden en wordt in twijfel getrokken door vele wijnboeren die weliswaar geen wijngaarden op de beste locaties bezitten, maar door individuele inspanningen wijnen produceren die tot de beste van het betreffende gebied behoren.
Door individuele inspanningen werd ook de kwalitatieve opbloei van de jaren ’90 mogelijk. Bijna overal begonnen wijnboeren wijnen te produceren die aan de gestegen eisen tegemoetkwamen. Moderne vinificatiemethoden en de concentratie op de beste druivenrassen zorgden ervoor dat het aanzien van droge en zoete, Duitse witte wijnen internationaal toenam.
Bron: WIJN, geschreven door Eckhard Supp, (Uitgeverij Ullmann, ISBN: 978-3-8331-4617-6)